De Pavo Cup viert dit jaar een feestje. De zeer succesvolle formule waarmee jonge dressuurpaarden op aanleg worden beoordeeld bestaat twintig jaar en heeft zich ontwikkeld tot een soort merknaam. Je doet mee aan ‘de Pavo’ en dan rijd je een ‘Pavo-paard’. Maar er was de afgelopen jaren ook kritiek op de titelstrijd voor jonge dressuurpaarden. Het kwam wel eens voor dat ruiters te veel inwerkten op hun paard waardoor de beoordeling van de natuurlijke aanleg in het gedrang kwam. En greep de jury daarbij wel voldoende in? Tijd voor een evaluatie.
Tekst: Dirk Willem Rosie | FOTOGRAFIE: Ingrid Zieverink
Aan de ronde tafel hebben drie direct betrokkenen plaatsgenomen. Frenk Jespers stond twintig jaar geleden mede aan de basis van de Pavo Cup. Wim Ernes geeft als voorzitter van de KWPN-hengstenkeuringscommissie leiding aan de Pavo-beoordeling en Johan Hamminga is als jurylid de afgelopen twintig jaar actief betrokken geweest bij de Pavo Cup.
Voorlichtingsbijeenkomst
Het gesprek met Jespers, Ernes en Hamminga is heel actueel. De Fokkerijraad van het KWPN heeft een werkgroep van Pavo-juryleden gevraagd om de formule tegen het licht te houden. Binnenkort worden de uitkomsten van dit evaluatieproces op een voorlichtingsbijeenkomst gepresenteerd.
“De kwaliteit van de jury bepaalt het succes van de sport”, zegt Wim Ernes, die als topjurylid van de FEI natuurlijk precies weet waar hij over praat. “Als jury bepaal je hoe het beeld van het goedgaande paard eruitziet en in welke richting de sport zich ontwikkelt. Daarom is opleiden en bijscholen van juryleden erg belangrijk. Dat
doen we, maar nog altijd te weinig. Geen enkel jurylid weet in z’n eentje precies hoe het moet. Vaak heeft elk jurylid wel een beetje gelijk. Doorslaggevend voor de kwaliteit van een jurylid is of hij zijn besluiten kan beargumenteren. Wat moet gebeuren is dat je als juryleden samen zo dicht mogelijk bij het ideaal komt. Dat kan alleen door steeds met elkaar in discussie te gaan.”
Johan Hamminga onderstreept de woorden van Ernes dat juryleden de richting aangeven. “Als de scheidsrechter in de eerste minuut gelijk stevig optreedt tegen een voetballer die een zware overtreding begaat, houden niet alleen die ene speler, maar ook die andere 21 zich de rest van de wedstrijd koest. Ik zat een keer in Zuidbroek de hengstencompetitie te jureren. Ik zeg tegen mijn collega Cor Loeffen: het valt mij op dat die ruiter z’n hengst zo goed op lengte heeft en vóór zich houdt. Waarop Cor tegen mij zei: denk jij dat die ruiter niet gezien heeft wie er achter de jurytafel zit?”
Twee pinkjes
Zo, de toon is gezet. Het ligt dus in de handen van de Pavo-juryleden dat jonge dressuurpaarden zodanig worden voorgesteld dat de natuurlijke aanleg van het paard zichtbaar wordt, dat het welzijn van het paard gewaarborgd blijft en dat er gelijke kansen voor de deelnemende combinaties ontstaan. Johan Hamminga plaatst wel gelijk een kanttekening: “Bezien vanuit het standpunt van de ruiter bereik je natuurlijk niet
het beste resultaat als je je paard zonder been te geven op twee pinkjes rondstuurt. Dan zien ze je niet staan. Waar we natuurlijk naar moeten kijken – en tegen moeten optreden – dat zijn de excessen van heel veel druk en een afgedwongen houding.”
Eerst moeten we even terug in de tijd. Om vast te stellen hoe en waarom de Pavo Cup is ontstaan. En om vervolgens aan de orde te stellen hoe de nationale competitie voor jonge dressuurpaarden verder moet. Frenk Jespers was destijds één van de gangmakers van de Pavo Cup. “Je kunt denk ik wel zeggen dat de Pavo Cup is geboren uit frustratie over de toenmalige beoordeling van jonge paarden onder het zadel. Tineke Bartels en ik zeiden
tegen elkaar: ‘Dit moet anders.”Hamminga: “In de zadelrubrieken van destijds probeerden de deelnemers met twintig tegelijk hun paarden zo spectaculair mogelijk voor te stellen. Wie het grootst – en achter het wijdst – draafde had bij wijze van spreken gewonnen.” Jespers: “Je hield je paard net zo lang in tot de jury naar jou keek en dan gaf je gas. Zo ruim en zo mooi mogelijk raasde je dan over de lange zijde. Hoe het paard terugkwam en vervolgens door de wending liep, dat deed niet ter zake.”
Equiral rijtest
Jespers vertelt dat hij samen met Tineke Bartels, Cor Loeffen en Pieter Kersten een plan opstelde. “Wat we vooral wilden was aandacht voor de kwaliteit van het paardrijden.”
Het plan van Jespers en de zijnen mondde uit in de Equiral rijtest. “Daar kwamen niet alleen veel deelnemers, maar ook heel veel toeschouwers op af. We gaven door de microfoon opbouwend commentaar. Daar hadden de ruiters wat aan en het publiek vond ’t interessant.”
De Equiral rijtest werd gedragen door vrijwilligers
die voor hun inspanningen nog geen cent kilometervergoeding kregen. “Mijn accountant vroeg waar ik in hemelsnaam mee bezig was”, herinnert Jespers zich. Hoe het zij: de populaire Equiral rijtest stierf een zachte dood. Het duurde niet lang of de toenmalige hoofdinspecteur van het KWPN, Gert van der Veen, hing bij Frenk Jespers aan de lijn. “Hij vroeg of ik uitleg wilde geven over het systeem dat wij hadden ontwikkeld. Tineke Bartels
zat toen in het KWPN-bestuur. Behalve Tineke waren Anky van Grunsven, Karin Galema, Johan Venderbosch en Gert van der Veen aanwezig. Ik zei: ‘Als je puur wil kijken naar de kwaliteit van de paarden en naar de kwaliteit van het rijden, dan moet je de ruiters een beetje vrij laten bij hun presentatie. En je moet de microfoon pakken om uit te leggen waarom je bepaalde punten geeft.’ En ik zei erbij: ‘Je moet zorgen voor een goede sponsor.’ Zo is de Pavo Cup geboren. Alleen, daar waar in de Equiral rijtest de kwaliteit van de ruiter centraal stond, kwam nu de nadruk duidelijk te liggen op de aanleg van het paard.”
Het dragende achterbeen
Korte tijd na de invoering van de Pavo Cup vroegen Gert van der Veen en Ab Barneveld aan Frenk Jespers of hij lid wilde worden van de KWPNhengstenkeuringscommissie en raakte Jespers vanuit die functie tot over zijn oren betrokken bij de Pavo Cup. “Vanaf het begin hebben we ons met het Pavo-protocol afgezet tegen de vliegende paardenbenen van het ‘bestgaande rijpaard’”, aldus Jespers. “Het ging juist om het terugkomen, het lopen van wendingen, dus om de gedragenheid, het overnemen van gewicht op de achterhand. Het dragende tegenover het duwende achterbeen. Maar we keken ook naar de buigzaamheid en de nageeflijkheid. Heel belangrijk was dat het paard op eigen benen moest lopen en niet in een houding werd geforceerd.” Twintig jaar na de lancering van de razend populaire Pavo Cup ligt de vraag op tafel of de oorspronkelijke opzet – een aanlegtest voor paarden die bij de presentatie op eigen benen moeten lopen – nog steeds geldt. Er eindigen immers weleens paarden op het podium die met de nodige spierballen worden voorgesteld. Ook is het voor het publiek niet merkbaar als dit soort ruiters door de jury wordt gecorrigeerd. “Het gaat in de Pavo Cup nog steeds en onverminderd om de natuurlijke kwaliteiten van het paard”, aldus Wim Ernes. “De paarden moeten op eigen benen en in verbinding lopen. Over deze uitgangspunten bestaat geen verschil van inzicht. Het gaat altijd om de interpretatie. Dán kunnen beoordelingen uiteen gaan lopen. Door veel met elkaar te discussiëren moeten we zoveel mogelijk tot een eenduidige interpretatie komen.”
Skala als leidraad
Ernes benadrukt dat ruiters die te sterk inwerken op hun paard wel degelijk een opmerking van de jury kunnen verwachten. “Het Skala der Ausbildung is de leidraad, dat is wat we met elkaar hebben afgesproken. Als wij iets zien wat niet hoort bij het rijden van een jong paard, vragen we om even een overgang te maken of de hals te laten strekken, maar we grijpen verder niet in met openbaar commentaar. Daar moet je voorzichtig mee zijn. Het is een wedstrijd. Het is niet de bedoeling dat we instructie gaan geven.” Johan Hamminga: “Ik vind dat we met de rijderij door het dal heen zijn. Tien jaar geleden zag je nog wel eens ruiters die op een vierjarig paard Anky of Edward na probeerden te doen, tegenwoordig is dat nog maar zelden. De manier van rijden in de Pavo Cup gaat in de breedte duidelijk vooruit.” Toch ziet Hamminga nog mogelijkheden om de manier van voorstellen op de Pavo Cup positief te beïnvloeden. “Een apart cijfer voor de presentatie, voor de uitvoering van het Skala. Als je
dan een tien geeft aan een deelnemer met een ‘blij’ paard, dat op lengte en met een lichte aanleuning loopt, willen de anderen die tien ook!” Frenk Jespers: “Misschien wil Pavo wel een extra zak voer beschikbaar stellen aan de ruiters en amazones die zich volgens de jury op die manier onderscheiden.”
Duidelijkheid verschaffen
Wim Ernes is ook een voorstander van een apart cijfer voor ‘de rijderij’. “Dat is niet alleen heel zinvol, het is ook veel specifieker dan zo’n begrip als ‘algemene indruk’. Jurering is niet alleen bedoeld om tot een uitslag te komen, maar ook om duidelijkheid te verschaffen.”
Het nu naderende seizoen zal al in het teken staan van wat in de wandelgangen ‘de Pavo Cup 2.0’ wordt genoemd. Ernes: “Het protocol gaf te weinig houvast aan ruiters én juryleden over de vraag wat nu eigenlijk de bedoeling is. In de Pavo-werkgroep hebben we besproken dat de combinaties meer overgangen en wendingen moeten gaan maken om de focus nog meer te leggen op de aanleg van het paard. Gaat dat paard dan vertragen of houdt het z’n ritme vast? Het gaat om de balans, de draagkracht, de souplesse en de natuurlijke ‘go’.”
Op de langere termijn streeft Wim Ernes naar een aanmerkelijke verjonging van het Pavo-jurykorps. “Zoals wij hier met z’n drieën aan tafel zitten, hebben we al behoorlijk wat grijze haren. Het zou niet best zijn als de toekomst van ons afhangt. Misschien lukt het in vijf jaar, misschien zal het Iets langer duren, maar we moeten een kweekvijver maken van jonge mensen – vooral ruiters en amazones. Die moeten het over niet al te lange tijd van ons over gaan nemen.”
Bron: Dressuur